De toekomst van koop-, huur- en dienstverleningsovereenkomsten in de evenementensectorDe Belgische wetgeving rond contracten verandert snel. Voor bedrijven in de evenementensector, van catering en podiumopbouw tot camerateams en congreszalenbeheer, zijn deze wijzigingen bijzonder relevant. Naast tal van nieuwe regels die recent in werking zijn getreden, zullen nieuwe regels over koop-, huur- en dienstverleningsovereenkomsten in de nabije toekomst in werking treden en beïnvloeden hoe risico’s, aansprakelijkheden en vergoedingen worden geregeld. In deze nieuwsbrief zetten we een aantal belangrijke elementen van deze op komst zijnde wetgeving op een rij. Het zal van belang zijn om uw contracten up-to-date en compliant te houden.
Duidelijkheid over koop en dienstencontracten
Een eerste belangrijke wijziging heeft betrekking op de kwalificatie van contracten. Momenteel bestaat er vaak onduidelijkheid of de levering van een te vervaardigen goed, zoals bijvoorbeeld decorstukken of lichtinstallaties met bijhorende installatie, als een koop dan wel als een dienstencontract moet worden beschouwd. Het ontwerp van Boek 7 brengt hier duidelijkheid in: een contract tot overdracht van een te vervaardigen of voort te brengen goed tegen een prijs in geld wordt als een koop beschouwd, terwijl dienstencontracten worden gedefinieerd als materiële of intellectuele diensten zonder ondergeschiktheid, zoals audiovisuele opnames of technische ondersteuning. Voor gemengde contracten, zal de overheersende prestatie (koop of dienst) het contract kunnen bepalen. Voor bedrijven in de evenementensector zal het dus essentieel zijn om bij het opstellen van contracten zorgvuldig te bepalen of het gaat om een koop of een dienstverlening, omdat dit gevolgen heeft voor aansprakelijkheid en risicoverdeling.
Conformiteit en aansprakelijkheid bij koop
Ook het regime rond “gebreken” bij levering van goederen werd ingrijpend gewijzigd om dit één te maken met de internationale standaarden. Het klassieke onderscheid tussen zogenaamde “zichtbare” en “verborgen” gebreken verdwijnt en maakt plaats voor één uniforme verplichting tot conforme levering. De verkoper zal aansprakelijk zijn voor een gebrek in conformiteit dat op het ogenblik van levering van het goed minstens in de kiem bestaat, en deze aansprakelijkheid geldt tot tien jaar na de koop. De koper dient een vordering wegens non-conformiteit binnen twee jaar na kennisname van het gebrek in te instellen.
Ondernemers kunnen ten aanzien van hun B2B-klanten in principe hun aansprakelijkheid voor niet-conforme levering beperken (in de tijd en/of voor bepaalde gebreken). Ze kunnen hun aansprakelijkheid hiervoor wel niet volledig uitsluiten, want dergelijke volledige uitsluiting van aansprakelijkheid zou een onrechtmatige bepaling zijn. Tegenover consumenten blijven daarentegen wel bijzondere beschermingsregels van toepassing. Voor ondernemingen wordt het dus noodzakelijk om in hun algemene voorwaarden een duidelijk onderscheid te maken tussen B2B-garantieregels en B2C-garantieregels.
Overgang van eigendom en risico: focus op levering
Een derde belangrijke wijziging gaat over de overgang van eigendom op het goed en de overgang van het risico m.b.t. dat goed. Waar beide vandaag vaak samenvallen, stelt het nieuwe regime dat het risico in principe pas bij levering overgaat. Dit lijkt op een detail, maar kan uiteraard grote gevolgen hebben. Voor de evenementensector betekent dit bijvoorbeeld dat als materiaal, denk aan podia, cateringinstallaties of audiovisueel materiaal, beschadigd raakt vóór de levering, het risico bij de leverancier blijft. Levering krijgt daardoor een cruciale plaats in contractuele afspraken. Gaat het goed verloren door overmacht vóór de levering heeft plaatsgevonden, dan kan de koper de levering niet meer afdwingen, maar hoeft hij de overeengekomen prijs ook niet langer te betalen.
Een nieuw kader voor dienstencontracten
Voor het eerst voorziet de wetgever in een algemeen kader voor dienstencontracten. Dat is bijzonder belangrijk voor de evenementensector, waar veel opdrachten draaien om dienstverlening, zoals catering, technische ondersteuning en camerawerk.
Er zijn tal van nieuwe bepalingen terzake. Zo neemt de wetgeving definitief afstand van de momenteel in de praktijk volstrekt achterhaalde idee dat een dienstencontract in hoofde van de opdrachtnemer steeds een zogenaamd “intuitu personae-karakter” heeft (en dat de opdrachtnemer zich bijgevolg voor de uitvoering van het contract niet door een derde zou kunnen laten bijstaan). Thans wordt algemeen aanvaard dat de opdrachtnemer zich voor de uitvoering van een opdracht steeds door een hulppersoon kan laten bijstaan (werknemers of zelfstandigen). Dit principe wordt nu ook wettelijk voorzien, tenzij in het uitzonderlijke geval dat de aard of de strekking van de opdracht zich daar tegen verzet.
Zowel de hulppersoon-werknemer als de zelfstandige hulppersoon beschikken over een rechtstreekse vordering tegen de opdrachtgever voor het geval de opdrachtnemer hen niet betaalt. Voor organisatoren van evenementen dient dit samen te worden gelezen met reeds recent ingevoerde regels die maken dat klanten rechtstreekse aanspraken kunnen hebben tegen hulppersonen, zoals freelancers of ingehuurde technici.
Het voorstel introduceert verder ook een expliciete veiligheidsplicht: de opdrachtnemer moet redelijke maatregelen nemen om te vermijden dat risico’s voor de opdrachtgever of aan diens goederen, aan derden of hun goederen, aan het milieu, etc. zich realiseren.
Strengere regels voor huur van onroerend goed
Nog een belangrijke hervorming betreft de huur van onroerend goed, zoals congres- of eventzalen. Het voorstel van Boek 7 sluit expliciet uit dat dergelijke contracten nog buitengerechtelijk kunnen worden ontbonden of nietig verklaard, dit zal namelijk een rechterlijke beoordeling vereisen. De huur van een onroerend goed zal dus niet meer kunnen worden vernietigd middels een schriftelijke kennisgeving, noch door de verhuurder, noch door de huurder. Daarmee wil de wetgever rechtszekerheid creëren, maar tegelijk bemoeilijkt dit de snelle beëindiging van een huurcontract bij wanprestaties.
Timing en inwerkingtreding
Momenteel is er nog geen indicatie wanneer er over het voorstel voor Boek 7 zal worden gestemd, aangezien het nog in behandeling is bij de Raad van State. De bepalingen van Boek 7 zullen alleen van toepassing zijn op gebeurtenissen die plaatsvinden na de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving. Tenzij partijen anders overeenkomen, zullen ze niet van toepassing zijn op toekomstige gevolgen van gebeurtenissen die plaatsvonden vóór de inwerkingtreding, noch op verplichtingen die voortvloeien uit dergelijke eerdere gebeurtenissen, waarvoor het oude Burgerlijk Wetboek van toepassing blijft.
Tenslotte is het zo dat de nieuwe regels een algemeen kader creëren, en dat partijen steeds contractueel afwijkingen kunnen voorzien, behalve voor die regels waarvan de wet zegt dat dit niet mag.
Conclusie
Met Boek 7 zet de Belgische wetgever alweer een nieuwe belangrijke stap richting modernisering en harmonisering van het contractenrecht. Voor de evenementensector betekent dit zowel nieuwe kansen als nieuwe aandachtspunten. Duidelijkere definities van koop en dienstencontracten, een andere invulling van eigendom en risico, een uniforme regeling rond conformiteit, een versterkt kader voor dienstverlening en strengere regels voor huurcontracten zullen de manier waarop ondernemingen samenwerken ingrijpend kunnen beïnvloeden.
Voor meer informatie, contacteer Crowell & Moring: Anass Arbage (aarbage@crowell.com), Delphine Keppens (dkeppens@crowell.com), Frederik Van Remoortel (fvanremoortel@crowell.com)



