Nieuwe wet heeft grote impact op aansprakelijkheid bestuurders, werknemers en onderaannemers

Op 1 februari van dit jaar kreeg Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek een grondige en langverwachte update. Deze wijziging heeft potentieel serieuze gevolgen voor bestuurders, werknemers en onderaannemers (kortweg de ‘uitvoeringsagent’), die mogelijks zwaar getroffen worden door het nieuwe boek 6. Vanaf de inwerkingtreding op 1 januari 2025 zal een opdrachtgever bij een onderaannemer, ook al bestaat er geen rechtstreeks contract tussen beide, een schadevergoeding kunnen eisen wanneer die onderaannemer een fout begaat. Het principe van de quasi-immuniteit van de ‘uitvoeringsagent’ vervalt. Voor een sector die staat of valt met de inzet van onderaannemers, is de impact van deze nieuwe wet groot.

Boek 6, dat op 1 januari 2025 in werking zal treden, behandelt het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht: wie een fout begaat of zich niet gedraagt zoals een voorzichtig en redelijk persoon is een vergoeding verschuldigd van de schade die hij daarmee aanricht.Dit basisprincipe wordt uiteraard door de wet behouden.

Toch zijn de relevante aanpassingen voor de event-sector niet min.

Wie een ander helpt met of aanzet tot het begaan van een fout is in de toekomst ook automatisch mee aansprakelijk.

Boek 6 voert daarenboven een opheffing in van het samenloopverbod tussen contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid. De gevolgen voor de zogenaamde uitvoeringsagent, die een werknemer, een bestuurder of een onderaannemer kan zijn, zijn groot.

Zo was het in het verleden inderdaad zo dat, wanneer persoon A een contract afsloot met persoon B voor de uitvoering van een opdracht, persoon B enkel kon worden aangesproken voor fouten op basis van het contract of voor fouten die strafrechtelijk gesanctioneerd waren. Wanneer persoon B bovendien een beroep deed op een uitvoeringsagent, persoon C, kon deze laatste niet door persoon A (de opdrachtgever) aansprakelijk worden gesteld. Persoon A moest steeds via persoon B passeren om schadevergoeding te bekomen voor de fout van persoon C. Met alle gevolgen vandien wanneer persoon B bijvoorbeeld insolvabel bleek. Dit principe, dat sinds jaar en dag het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht beheerst in België, noemt men de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent.

Met deze wetswijziging zal persoon A zich dus niet alleen tot persoon B kunnen richten op basis van het contract én erbuiten. Persoon A zal nu rechtstreeks persoon C kunnen aanspreken op een buitencontractuele basis voor de fouten die deze laatste heeft begaan, zonder daarvoor langs persoon B te moeten passeren. Dit betekent concreet dat wanneer een onderaannemer een fout begaat in zijn opdracht, de initiële opdrachtgever niet meer noodzakelijk eerst de hoofdaannemer moet aanspreken, die zich vervolgens tegen de onderaannemer moet richten (hoewel dit uiteraard nog steeds een mogelijke piste blijft).

Niet alleen onderaannemers, maar ook bestuurders en werknemers van vennootschappen worden beschouwd als een uitvoeringsagent. Waar deze in het verleden mee werden beschermd door de genoemde quasi-immuniteit, zullen zij vanaf 2025 mee getroffen worden door de verstrengde aansprakelijkheidsregels en door contractpartijen van de vennootschap persoonlijk kunnen worden aangesproken voor hun fouten, zonder dat deze fouten (zoals onder de huidige regeling naargelang het geval) een strafbare, een zware of opzettelijke fout moeten uitmaken.

Wat kan je doen om jezelf te beschermen tegen dergelijke schadeclaims? De aansprakelijkheid van uitvoeringsagenten kan om te beginnen beperkt worden in de contracten tussen de opdrachtgever en de hoofdschuldenaar (bijvoorbeeld de vennootschap), alsook tussen deze laatste en de uitvoeringsagent zelf.

Waar opdrachtgevers er alle belang bij hebben om deze aansprakelijkheidsgrond te behouden (om in geval van het faillissement van persoon B ook persoon C te kunnen aanspreken), zullen onderaannemers, werknemers en bestuurders best beperkingen onderhandelen met hun werk- of opdrachtgever om hun aansprakelijkheid tegenover de uiteindelijke opdrachtgever zoveel als mogelijk uit te sluiten. Beperkingen in het contract tussen de uitvoeringsagent en de hoofdschuldenaar (vb. de vennootschap), kunnen namelijk ook ingeroepen worden tegen de uiteindelijke opdrachtgever.

Voor leden van een raad van bestuur, wordt het daarenboven des te belangrijker om uitdrukkelijk afstand te nemen van beslissingen binnen de raad van bestuur waar zij niet achter staan en die mogelijk schade kunnen berokkenen aan medecontractanten van de vennootschap.

In de nieuwe wet gaat het over feiten die zich voordoen vanaf 1 januari 2025, los van wanneer een contract tussen de betrokken partijen werd aangegaan. Als werkgever, werknemer of bestuurder ga je best vandaag aan de slag met het nakijken van lopende contracten.

Deze wetswijzigingen maken deel uit van een algemene vernieuwingsoperatie van het Belgisch burgerlijk recht. Gekende bepalingen worden gemoderniseerd en er worden enkele nieuwigheden ingevoerd. Zo wordt het eeuwenoude concept van de goede huisvader vervangen door een verwijzing naar een “voorzichtig en redelijk persoon” en worden vennootschappen uitdrukkelijk gevat door het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht. Neem de vlucht vooruit en bereid je vandaag al voor want 1 januari 2025 zal er snel zijn.

Charlotte Stynen | Associate Crowell & Moring | cstynen@crowell.com

Meer informatie: Crowell Hub